Invordering rijbewijs levert wettelijk vermoeden recidivegevaar op

Uit de wetsgeschiedenis en de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (o.a. 11-03-2014, ECLI:NL:HR:2014:538) vloeit voort dat artikel 164 lid 4 WVW 1994 aldus moet worden uitgelegd dat in de gevallen waarin op grond van het tweede lid van genoemde bepaling het rijbewijs is ingevorderd, steeds sprake is van een wettelijk vermoeden van recidivegevaar ter zake van die gevallen. Dit betekent voorts dat de officier van justitie in dergelijke gevallen bevoegd is dat rijbewijs onder zich te houden, tenzij gelet op bijzondere omstandigheden toch niet gezegd kan worden dat ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid van herhaling.

In de praktijk gebeurt dit ook steeds. Wanneer het rijbewijs door de politie is ingevorderd, beslist de officier van justitie bijna in alle gevallen ook direct dat het rijbewijs voor enkele maanden moet worden ingehouden. Het gebeurt zelden dat het rijbewijs aan de bestuurder wordt teruggegeven.

In die gevallen heeft het alleen zin om via een klaagschrift aan de rechtbank teruggave van het rijbewijs te bewerkstelligen. In dat klaagschrift moet worden aangevoerd dat de persoonlijke omstandigheden van u, als klager, grond van de te stellen feiten en omstandigheden in het bijzondere geval  zwaarder wegen dan het algemene belang van de verkeersveiligheid.

 

< Terug naar Meer informatie rijbewijs ingevorderd
Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden